Na 6 verloren artikel Sv 12 procedures, i.v.m. aangifte van meineed en valsheid in geschrifte in een civiele zaak die van 2013-2017 heeft gespeeld, kan ik eindelijk verder met mijn boek “Liegen voor de rechter loont – Mijn eed is …. MEINEED!’.
De titel die reeds in 2017 bedacht is, heeft na de laatste beschikking van het Hof in Den Bosch nog steeds niet aan kracht ingeboet en het boek zal in 2019 verschijnen. Zowel de advocaat die de rechter wil bedonderen als de eerlijke advocaat kan hier zijn voordeel mee doen.
Een reactie van een raadsheer die niet wenst toe te geven dat de eigen groep fouten maakt is de volgende:
“Art 12 zaken gaan in wezen over schaarste aan opsporingscapaciteit. In sommige gevallen maakt het OM een inschattingsfout door een gedraging niet strafbaar te achten die in feite wel strafbaar en strafwaardig is. In de andere gevallen gaat het om het maken van keuzes. Het onderzoeken van een zaak, het opmaken van een strafdossier en het vervolgen kost tijd en geld. Er zijn veel meer zaken waarin opsporingsindicatie is dan er verwerkt kunnen worden. Kiezen voor zaak a betekent zaak b laten liggen en omgekeerd. Het OM heeft een grote beleidsvrijheid en de artikel 12 procedure is een correctiemechanisme. Die keuzes hebben soms dramatische gevolgen. Daarvan is iedereen zich bewust. Seponeren en artikel 12 zaken ongegrond verklaren gaat soms met pijn in het hart. Maar het kan niet anders, er is simpelweg onvoldoende menskracht. Het verwijt van onverschilligheid, gemakzucht en niet-integer gedrag is in dit geval pure flauwekul, hoe begrijpelijk de achterliggende frustratie dan ook is.”
Hoewel waarheidsvinding het uitgangspunt is voor de rechterlijke oordeelsvorming, wil ik in dit verband wijzen op de Handelingen van de Nederlandse Juristenvereniging 2012-1, de bundel preadviezen Waarheid en waarheidsvinding in het recht, Deventer: Kluwer 2012.
De toenmalige raadsheer van de Hoge Raad M.A. Loth (vertrok in 2014 om als hoogleraar in Tilburg te gaan werken) schreef daarvoor zijn bijdrage “Wat wij vinden wanneer wij waarheid vinden – een rechtstheoretische bijdrage”. Ik geef hierbij een citaat (blz. 34):
“Hoewel de waarheid soms ongelegen kan zijn, of zelfs destructief, zijn wij aan onszelf verplicht om onszelf niet te bedriegen, om misverstanden te corrigeren, om gemakkelijke vanzelfsprekendheden te onderzoeken. In geval van slordigheid, gemakzucht, luiheid, onzorgvuldigheid, onvolledigheid, selectiviteit, zelfbedrog, fantasie, of bevooroordeeldheid, schieten wij in dit opzicht tekort. Dat is niet alleen een intellectueel tekort, maar ook een moreel tekort: “Error (…) is not blindness”, schrijft Williams in navolging van Nietzsche, “error is cowardice”. Dat klinkt misschien wat sterk, maar dan is de omgekeerde stelling misschien overtuigender; waarheidsvinding vraagt soms morele moed. Van de rechter die belast is met waarheidsvinding mag die moed worden verwacht”.
Misschien is het citaat van prof. mr. Marc Loth iets om over na te denken voor rechters en raadsheren wanneer er in 2019 weer recht wordt gesproken.
Geef een reactie