Bij het schrijven van artikelen over de rechtspraak op mijn blog http://watunietindekrantenleest.com heb ik vaak gedacht wie ben ik, als eenvoudige chemicus, die ooit geleerd heeft dat links en rechts van een reactiepijl dezelfde massa moet staan, om te oordelen dat de rechtspraak in Nederland eigenlijk een doodzieke patiënt is.
De afgelopen zes jaar heb ik besteed aan het begrijpen en beschrijven van misstanden bij de rechtspraak en daarbij met vele juristen in contact gekomen die mijn bevindingen onderschrijven.
Na 6 artikel SV 12 procedures, een Hoger Beroep, kennismaking met de Raad van Discipline, Hof van Discipline, Raad voor de Rechtspraak en Kamer voor Gerechtsdeurwaarders meen ik dat ik mij een ervaringsdeskundige mag noemen op het gebied van de civiele rechtspraak in Nederland en mag zeker niet als een querulant beschouwd worden die niet tegen zijn verlies kan.
De Raad voor de Rechtspraak moest in juli j.l. toegeven dat de vraag terecht is welke waarde je mag toekennen aan het World Justice Project Rule of Law Index onderzoek waarin Nederland met de civiele rechtspraak al jarenlang de eerste plaats bekleedt.
Op dit moment zijn er door de SP dan ook schriftelijke vragen gesteld aan de ministers Dekker en Grapperhaus over dit onderzoek.
Afgelopen week kreeg ik de beschikking van een artikel 12 SV procedure van het Hof in Den Bosch in de brievenbus van een tweede aangifte van meineed tegen eenzelfde persoon, op grond van nog overtuigender bewijsmateriaal van liegen onder ede. Mijn eis tot vervolging van de gedaagde werd wederom afgewezen, terwijl de leugens al in een eerder stadium niet meer ter discussie stonden.
De zaak waarin deze aangiftes speelden was in oktober 2016 aanleiding voor een hoofdartikel in de Nieuwe Revu met als titel “Liegen voor de rechter loont” en in 2017 een interview bij Café Weltschmerz.
Op 14 augustus j.l. werd mijn klaagschrift in Den Bosch behandeld en de meineed stond toen eigenlijk al niet meer ter discussie, maar alleen de vraag ‘waarom iemand nog naar de rechter zou stappen als liegen onder ede niet bestraft wordt?‘.
In een tussenbeschikking werd melding gemaakt dat de gedaagde nog gehoord zou worden en het OM wilde vanwege opportuniteitsreden niet tot vervolging over gaan en had daarmee alle richtlijnen m.b.t meineed aan hun laars gelapt.
Het horen van de gedaagde is op 20 november j.l. gebeurd. Wat er toen allemaal achter gesloten deuren gebeurd is kom ik natuurlijk nooit te weten.
Uit de beslissing van het Hof blijkt dat de feiten er opeens niet meer toe doen, maar alleen nog maar het verhaal van de gedaagde. De voornaamste reden om niet tot vervolging over te gaan is een “side letter” behorende bij een overeenkomst die d.d. 16 maart 2017 gesloten is na een Hoger Beroep. Deze overeenkomst en “side letter” staan helemaal los van hetgeen de gedaagde op 7 oktober 2015 onder ede verklaard heeft.
Verder stelt het Hof dat niet verwacht mag worden dat verder onderzoek bewijs zal opleveren.
Te belachelijk voor woorden als je weet dat één telefoontje al voldoende zou zijn om een van de vele leugens, onder ede gedaan, te bevestigen!
Deze casus zou een goede zijn voor het onderzoek naar klassenjustitie waartoe de Tweede Kamer onlangs besloten heeft. Een onderzoek zal al heel snel uitwijzen dat de gedaagde inderdaad onder ede gelogen heeft en de vraag oproepen waarom dat de rechters dit niet willen inzien.
De bewijsstukken van meineed zijn zeer overtuigend, alleen blijkbaar niet voor de Raadsheren in Den Bosch (mr. Frielink, mr. Lavrijssen en mr. Walstock).
Ik vraag me dan ook in alle ernst af waar en waarom het ooit fout is gegaan met deze rechters.
Saillant detail in deze zaak dat de hoofdofficier in Groningen(!), mr. Jan Eland, zich in het voorjaar van 2016 met mijn eerste aangifte van meineed in Maastricht (!) bemoeid heeft.
Toen resulteerde dat in een sepot-civiel , d.w.z. “er is mogelijk wel een strafbaar feit te construeren, maar het OM doet niets. Ga de schade maar verhalen bij de civiele rechter”.
Sinds september 2017 is Eland hoofdofficier van justitie in Maastricht en heeft ook in het verre verleden al in Limburg gewerkt.
Eland heeft eerder ook geweigerd een OvJ disciplinair te straffen omdat die OvJ in deze zaak de feiten verdraaid had en daarmee het Hof op het verkeerde been probeerde te zetten.
De vraag aan een lid van het College van Procureurs Generaal, mr. Marinus Otte, of het zin had om tegen Eland een klacht in te dienen vanwege plichtsverzuim bleef onbeantwoord.
Een advocaat vertrouwde mij toe dat er in deze zaak achter de schermen iets gebeurd moest zijn. Soortgelijke zaken met minder bewijsmateriaal had hij namelijk al vaker gewonnen. Het Hof in Den Bosch kwalificeerde hij als een Casino.
Een jurist vertrouwde mij toe dat ik rechters eigenlijk niet meer serieus moet nemen.
Een oud-rechter die ik over deze zaak sprak, vertrouwde mij toe dat ik mijn zaak in Amsterdam al lang gewonnen zou hebben en mijn verhaal kwam hem niet vreemd voor.
Zou het boek “De vriendenrepubliek – Limburgse Kringen” van Joep Dohmen nog steeds actueel zijn?
Ik nodig alle rechters en OvJ’s uit om kennis te nemen van het gehele dossier en mij uit leggen wat ik mogelijk verkeerd zie of niet goed begrepen heb ……
Ik wil afsluiten met een zin van de Franse filosoof en politicus Michel de Montaigne (1533 -1592), waarover rechters en OvJ’s nog maar eens moeten nadenken:
“Waar de waarheid ophoudt te bestaan houdt de maatschappij op te functioneren”