Missen Gerechtsdeurwaarderskantoren de wettelijk vereiste rechtspersoonlijkheid?

In het elektronisch journaal van de Nederlandse rechtspraak van de 21e eeuw, Hollandpromote.com, geeft prof. dr.ir. van Putten een uiteenzetting over de wettelijke eisen waaraan een gerechtsdeurwaarder en het gerechtsdeurwaarderskantoor waar hij werkzaam is, moet voldoen bij het uitoefenen van zijn taken als beëdigd openbaar ambtenaar.
Een gerechtsdeurwaarder oefent zijn ambt uit in het kader van zijn ambtseed / belofte als opdrachtnemer van een opdrachtgever volgens art. 11 van de gerechtsdeurwaarderswet.(GDW) Aangetoond wordt dat iedere gerechtsdeurwaarderdient te werken vanuit een kantoor dat rechtspersoonlijkheid bezit, daar bij gebreke daarvan ieder exploot lijdt aan nietigheid.
Volgens de wet, art. 2:186 BW, moet uit alle geschriften, gedrukte stukken enaankondigingen, waarin de vennootschap partij is of die van haar uitgaan, met uitzonderingvan telegrammen en reclames, de volledige naam van de vennootschap en haar woonplaatsduidelijk blijken. Wordt hieraan niet voldaan dan pleegt de gerechtsdeurwaarder eenstrafbaar feit en kan de rechtsgeldigheid van het exploot worden betwist. De praktijk leert datzeer weinig gerechtsdeurwaarderskantoren voldoen aan dit wettelijke vereiste, hetgeenautomatisch leidt tot nietigheid van de uitgereikte exploten daar niet voldaan kan worden aanart. 439 lid 3 Rv.
Geef een reactie