
Belangenrechtspraak en/of Rechtsweigering?
In het elektronisch journaal van de Nederlandse rechtspraak van de 21e eeuw, Hollandpromote.com (# juni 2020) , geeft prof. dr.ir. Anton van Putten een kritische beschouwing over het misbruik van ‘belang’ in de Nederlandse rechtspraak.
SAMENVATTING
Het zelfstandig naamwoord ‘belang’ speelt in rechtspraktijk een onderschatte, doch cruciale rol. In dit onderzoek blijkt dat keer op keer een gestelde rechtsvraag, verzocht door een van de partijen niet wordt beantwoord dan wel geëcarteerd door een vermeend gebrek aan belang. In de rechtspraktijk blijkt dat door beweerdelijk ontbrekend belang rechtsvragen ongemotiveerd terzijde worden geschoven. Uit de wet is niet gebleken van het bestaan van een definitie en/of normering van het begrip ‘belang’ in de rechtspraak. Ook artt. 65 en 66 Rv en 3:303 BW verschaffen hierover geen duidelijkheid, dan alleen het bestaan van het procesrecht dat ‘nietigheid van rechtswege’ als basis kent. Het willens en wetens weigeren om in het geding gebrachte rechtsvragen te beoordelen, is in strijd met de ministerieplicht van de rechter en resulteert in rechtsweigering. In het onderstaande wordt dit nader uitgewerkt.
Inleiding
In de Nederlandse rechtspraktijk wordt te pas en te onpas in rechterlijke uitspraken onder de noemer belang een concrete beslissing achterwege gelaten, niet besproken en / of afgewezen, zonder enige onderbouwing en/of inhoudelijke motivering.
Het daarbij veelvuldig gebruikte zelfstandig naamwoord ‘belang’[1] is een in de wet niet gedefinieerd rechtsbegrip, zodat in de rechtspraktijk hieraan elke gewenste betekenis kan worden toegekend en daarmee is het begrip belang vrij voor interpretatie! Onwelgevallige rechtsvragen, geformuleerd in het petitum van de dagvaarding en/of in een Akte van Wijziging / Aanvulling van Eis blijken met een beroep op: “ontbrekend belang” en / of “geen belang” ontweken te kunnen worden. Een selectie van resterende te beantwoorden rechtsvragen blijft dan over, waardoor eenvoudig de gewenste uitkomst verkregen wordt. Vanzelfsprekend ligt dan geen andere weg open dan beroep in te stellen.
[1] Er bestaan vele definities voor het zelfstandig naamwoord belang. Het burgerlijk procesrecht kent geen objectieve normering, zodat het woord ‘belang’ door de personen met rechtspraak belast, vrij interpreteerbaar is. Een des persoons onafhankelijke, onpartijdige afweging en normering van belang bestaat niet.
Uitgangspunten
Een geschil dat aan een rechterlijke instantie wordt voorgelegd, vangt aan met een dagvaarding eventueel met een aanvullende Akte van Wijziging / Aanvulling van Eis. Tot integraal onderdeel daarvan behoren de eisen, verzoeken en vorderingen die in de vorm van rechtsvragen in het petitum aan de rechter ter beoordeling worden voorgelegd.
Van algemene bekendheid is het feit dat de rechter op grond van zijn aanstelling, ambtseed en ministerieplicht recht moet spreken. Doet de rechter dit niet dan is sprake van ‘rechtsweigering’ ingevolge art. 26 Rv.
Onder meer de volgende wetsartikelen zijn op het ambt van rechter van toepassing:
- “De regter moet volgens de wet regt spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen”. Art. 11 Wet A.B. (1838).
- Artikel 23 Rv: “De rechter beslist over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht”.
- Artikel 24 Rv : ‘De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
- Artikel 26 Rv:” De rechter mag niet weigeren te beslissen”.
- Artikel 149 Rv: “ Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat”.
Het begrip belang
Zonder enig wettelijk referentiekader, feitelijke substantie, onderbouwing en normering wordt in de rechtspraktijk het zelfstandig naamwoord ‘belang’ regelmatig gebezigd, kennelijk om te ontsnappen aan het doen van een uitspraak over hetgeen door partijen verzocht is. Op dat moment komt dan rechtsweigering in beeld ingevolge art. 26 Rv. De uitdrukkingen ‘geen belang’ of ‘ontbrekend belang’, en/of ‘ontbrekend aanmerkelijk belang’, kunnen uitgelegd worden als een uiterst geraffineerde en litigieuze escape voor feitelijke rechtsweigering door de rechter. Immers het belang is vrij interpreteerbaar en daardoor persoonsgebonden.
Het verschil is dat bij simpel betwisten van ‘ontbrekend belang’ de route van beroep gevolgd moet worden. Onderzocht dient echter eerst te worden of er sprake is van opzettelijke rechtsweigering, onbeantwoord laten of ecarteren van onwelgevallige rechtsvragen.
De artikelen 31 en 32 Rv kunnen hier geen soelaas bieden, daar deze artikelen slechts een eenvoudige verbetering en/of aanvulling betreffen.
Conclusie
Het stellen van ‘geen belang’ en of ‘gebrek aan belang’ is een inhoudsloze, niet-gemotiveerde beoordeling / afdoening van een of meerdere rechtsvragen.
Het niet beantwoorden van rechtsvragen op grond van een beweerdelijk ontbrekend belang leidt derhalve onvermijdelijk tot rechtsweigering.
Eindhoven, juni 2020
Prof. dr.ir A.F.P. van Putten en M.E. van Putten – Veeken
Geef een reactie